Redactioneel
Jaap van Weeghel
Financiële problemen bij mensen met psychische aandoeningen. Recente methodologische trends en inzichten over effectieve interventies in Nederland
Josephien L. Jansen, Wendy Albers, Jaap van Weeghel
Onvervulde financiële behoeftes bij een heterogene groep mensen met psychose. Het belang van meer bewustzijn bij zorgprofessionals
Josephien L. Jansen, Janneke Koerts
Financiële situatie van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Data van het panel Psychisch gezien
Anne van Jaarsveld, Isabelle Janson, Aafje Knispel, Lex Hulsbosch, Hans Kroon
Persoonlijk verhaal: de impact van een studieschuld
Saskia Brandewijn
Financiële redzaamheid en schulden bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Implicaties voor begeleiding
Rosine van Dam
Beeld
Dak- en thuisloosheid. Een leven in de wachtstand
ETHOS-telling België. Een op de drie dak- of thuisloze personen kampt met mentale gezondheidsproblemen
Nana Mertens, Evelien Demaerschalk, Koen Hermans
Een interdisciplinaire benadering van armoede en mentale gezondheid
Lore Van Herreweghe, Celine Samaey, Jan Claeys, Bram Vervliet, Wim Van Lancker
‘Bij bewindvoering in de chronische psychiatrie moeten we niet willen normaliseren’
Alie Weerman
Boeken
Caro Bridts, Rebecca Van den Steen & Lieven De Pril (2024). De Kansendans.
Woede over armoede
Rosalie Metze
Proefschriftenparade
Does FACT have a future? A multiperspective reflection on quality improvement in Flexible Assertive Community Treatment teams as part of networks of care for People with Severe Mental Illness
Koen Westen
Deze bijdrage is een verslag van een gesprek met Arjen Hultink, bewindvoerder, mentor en curator van mensen met langdurige complexe psychiatrische problematiek. Dit doet hij als zelfstandig ondernemer onder de paraplu van Profez, professionals in financiën en zorg, een franchiseorganisatie van verschillende bewindvoerders, mentoren en curatoren. De auteur (en interviewer) brengt in deze bijdrage tevens haar eigen ervaringen in als familiebewindvoerder.
Arjen en ik hebben afgesproken in een Van der Valk-restaurant. Arjen doet dit werk zes jaar, hij heeft ongeveer 70 cliënten, waarvan 90% leeft met langdurige complexe psychiatrische problematiek. Vaak is ook sprake van een verslaving of een verstandelijke beperking. Sommigen staan uitsluitend onder bewind, bij anderen is Arjen zowel bewindvoerder als mentor en bij een deel treedt hij op als curator. Bewind is bedoeld voor wie zijn financiële zaken niet zelf kan regelen. Mentorschap gaat over het nemen van beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Curatele is bedoeld voor mensen die hun financiële en persoonlijke zaken niet zelf kunnen regelen, waarbij de persoon om wie het gaat (curandus) volledig handelingsonbekwaam is.
Achtergrond
Ik (Alie Weerman) ben 25 jaar (via een uitspraak van de kantonrechter) familiair bewindvoerder geweest van Hanna, een naast familielid. Nadat zij enkele jaren beschermd had gewoond, is zij nu langdurig opgenomen in de ggz. Ik hield enkele jaren geleden met medeweten en toestemming van Hanna een dagboek bij over ons contact om inzicht te krijgen in de dynamiek waarin ik als bewindvoerder terecht kwam met zowel pijnlijke als lastige maar ook soms hilarische situaties waar ik me toe moest verhouden. Hoewel het lange tijd vrij gangbaar was dat familieleden bewindvoering deden, is dat tegenwoordig minder gebruikelijk. Professionals zoals Arjen doen dat nu vaker, mede omdat de regelgeving en werkzaamheden complexer worden. Ik ben benieuwd wat Arjen tegenkomt. In mijn ervaring is bewindvoering van iemand met complexe psychiatrische problematiek veel méér dan beheren van de financiën. Bewindvoering speelt een rol in het herstelproces van cliënten: het is een kwestie van meebewegen, verschillende mentale, sociale, financiële en veiligheidsrisico’s kunnen overzien en hierbij met respect en op maat begrenzen, maar ook ruimte en regie geven. Dat vraagt om nauwe samenwerking met cliënt en hulpverleners. De vraag is of er vanwege bezuinigingen in de zorg, in de toekomst wellicht weer een groter beroep op familieleden wordt gedaan. De huidige wachtlijstproblematiek en het personeelstekort in de ggz is ook voelbaar bij bewindvoerders.
Bewindvoering onder druk
Arjen vertelt dat de kosten van bewindvoering vaak betaald worden uit de bijzondere bijstand. Als cliënten opgenomen zijn komen ze hier niet altijd voor in aanmerking, omdat ze dan minder kosten zouden hebben. ‘Dan moet ik uitleggen aan de gemeente dat zij de bewindvoering echt niet zelf kunnen betalen, omdat ze het geld gewoon niet hebben en verschillende kosten voor hen doorlopen.’ Arjen wordt vaak door organisaties en gemeenten ingeschakeld bij ‘zware casussen’ waar niemand raad mee weet en waar hij als mentor of curator moet bijdragen aan een oplossing. ‘Het plaatsen van iemand in een zorginstelling wordt steeds moeilijker’, vertelt Arjen. ‘Dan zitten we met allerlei hulpverleners vanuit verschillende instanties te praten en pakt niemand door, want het is te complex en dat wil niemand hebben, want te duur en te lastig. Soms doe ik dan een statement en zeg ik “we zitten hier nu aan tafel in een overleg met professionals die alles bij elkaar een half miljoen kosten, en toch kunnen we dit niet oplossen, dit is zonde van mijn tijd.”’
Activisme en (mede)menselijkheid
Als ik ‘De Kansendans’ in twee woorden moet samenvatten, zeg ik: activistisch en (mede) menselijk. Het activisme zit al in de ondertitel: woede over armoede. Woede is een woord dat we niet snel gebruiken, zeker niet in een ‘professioneel’ vocabulaire. Juist daarom ben ik blij dat het hier wel gebruikt wordt, er spreekt emotie, rechtvaardigheidszin en urgentie uit en in mijn beleving is dat terecht.
Woede over kansongelijkheid
Ook in de inleiding benoemen de auteurs dat ze kwaad zijn; kwaad over het aantal mensen dat, in rijke landen zoals België en Nederland, in armoede leeft. Ze maken gebruik van de metafoor van de stoelendans: steeds wordt een stoel weg gehaald en mag iemand niet meer meedoen. Zo zien ze dat het ook in de maatschappij gaat: ‘Steeds meer burgers mogen niet meer meespelen’.
Kansen zijn slechts weggelegd voor een beperkte groep, de mensen die eerder in hun leven al kansen hebben gekregen. Zij mogen mee blijven doen in de kansendans, de rest staat aan de zijlijn. Ook verderop in het boek komt het activisme terug. De auteurs uiten kritiek op het wij-zij denken, de angst en onrust die onder andere vanuit de politiek worden gecreëerd, de schuld die bij mensen in armoede zelf wordt neergelegd. Ze roepen iedereen op om niet alleen de symptomen aan te pakken, maar te beginnen bij de oorzaken: de systeemfouten die de armoede veroorzaken en in stand houden. Ik voel me als lezer aangesproken en ervaar het als een belangrijke oproep tot actie!
Tegelijkertijd ben ik blij dat ze nog een stap verder gaan. De auteurs bieden ook heldere verklaringen voor waar het nu misgaat, gebaseerd op onderzoek, en concrete handvatten tot verbetering.
Voor mensen door mensen
Het tweede woord dat ik associeer met dit boek is (mede)menselijkheid. In het boek komen drie personen aan het woord: Caro en Rebecca die een verleden van (generatie) armoede delen, en Lieven, een sociaal werker die uit de middenklasse komt. Stukje bij beetje vertellen zij ieder hun verhaal, gekoppeld aan bepaalde levensfasen of thema’s die spelen in het leven. Denk aan het gezinsleven, werk en inkomen, eten, vrije tijd, en onderwijs, maar ook eigenwaarde, vertrouwen,
schuld en onschuld.
Al snel werd ik als lezer met mijn neus op de feiten gedrukt: de ervaringen van Lieven aan de ene kant, en Caro en Rebecca aan de andere, zijn op geen enkele manier met elkaar te vergelijken. Het verschil is schrijnend en inderdaad boos makend. Juist door het lezen van deze menselijke verhalen en ervaringen, werd ik me bewust van de impact van deze ervaringen en de doorwerking die ze hebben in de rest van iemands leven. Ik realiseerde me dat, als je niet de tijd neemt om het hele verhaal te horen en iemand echt te zien, je zo veel niet weet en kan begrijpen en je het risico loopt om zoveel verkeerde aannames te doen. En dat is precies wat, ook volgens Rebecca, Caro en Lieven, gebeurt in de hulpverlening en de samenleving. Naast een oproep tot actie is het boek dus ook een oproep om eens écht te gaan kijken en luisteren naar mensen in armoede, naar wat ze hebben meegemaakt en hoe dat hun huidige gevoelens, mogelijkheden en interactiepatronen nog altijd beïnvloedt.
Het is een oproep tot medemenselijkheid, verontwaardiging, moed en actie. En wat mij betreft moeten alle managers, bestuurders, beleidsmakers en andere professionals binnen en buiten het sociaal domein dit boek lezen en zich aangesproken voelen.
Mentale problemen, zoals angst en depressie, nemen sterk toe bij mensen die in armoede leven, waar ook ter wereld. Er bestaat een vicieuze cirkel waarin armoede en mentale problemen elkaar versterken en die moeilijk te doorbreken is omdat we te weinig weten over hoe de cirkel precies werkt. Het interdisciplinair onderzoek waaraan de auteurs werken, werpt een vernieuwende blik op deze vicieuze cirkel: via het concept van schaarste willen zij beter begrijpen hoe armoede en mentale gezondheid elkaar beïnvloeden, én in welke richting (causatie). Vanuit dit onderzoek worden enkele verkennende analyses gedeeld en een vooruitblik op wat nog komt.
Achtergrond
De laatste jaren is de aandacht voor een goede mentale gezondheid toegenomen, zoals onder meer blijkt uit tal van initiatieven, strategieën en gezondheidsdoelstellingen op verschillende beleidsniveaus. Mentale gezondheid wordt niet meer beschouwd als louter een individueel probleem, maar steeds meer als een gedeelde verantwoordelijkheid van individu en samenleving, en is daarmee voorwerp van beleid. In dat kader moeten we ons rekenschap geven van het feit dat één factor cruciaal is voor geluk, levenstevredenheid en mentale gezondheid in het algemeen: het hebben van voldoende geld. Mensen die leven in armoede rapporteren bijvoorbeeld meer stress en negatieve gevoelens, maar ook meer depressies en angststoornissen dan mensen die het financieel goed hebben (Ridley et al., 2020). Je mag verwachten dat inzetten op dalende armoedecijfers zich ook zal vertalen in gunstigere cijfers over welbevinden en mentale gezondheid. En inderdaad blijken volgens een recente meta-analyse inkomensveranderingen de mentale gezondheid te verbeteren, zeker als mensen daardoor uit de armoede raken (Thomson et al., 2022).
Een genuanceerde relatie
Het verband tussen armoede en mentale gezondheid wordt evenwel vaak verkeerd begrepen. Soms wordt armoede ten onrechte in verband gebracht met een gebrek aan werkbereidheid, en dan wordt de oplossing gezien in het vergroten van de inkomenskloof tussen werkenden en niet-werkenden. Het financiële verschil tussen werken en niet-werken dient dan als prikkel om mensen aan het werk te krijgen en zo uit de armoede te tillen. Maar zo simpel is het niet. Mensen die in armoede leven worden geconfronteerd met een situatie van schaarste die bijzonder stressvol kan zijn en mensen tot moeilijke keuzes dwingt (Mullainathan & Shafir, 2013). Dit geeft dagelijkse zorgen en stress die zoveel mentale ruimte innemen dat langetermijndenken moeilijker wordt (Madsen et al., 2023; Van Dijk et al., 2022). Wat wordt aangezien voor een gebrek aan wilskracht om te werken, blijkt eigenlijk een gevolg te zijn en niet de oorzaak van armoede.
Een multidisciplinaire benadering
In dit onderzoek nemen we de mismatch tussen algemene opvattingen over armoede, beleidsmaatregelen en de resultaten van wetenschappelijk onderzoek onder de loep. We bekijken armoede en mentale gezondheid door de vernieuwende lens van schaarstetheorie om zo meer te weten te komen over de causaliteit tussen armoede en mentale gezondheid, met als ultieme doel deze vicieuze cirkel te doorgronden én te doorbreken. We testen onze theorie met verschillende analysemethoden: (1) we analyseren een grootschalige, longitudinale Europese dataset (SHARE, waarover verderop meer); (2) we volgen mensen in armoede dagelijks om hun mentale gezondheid en gevoelens van schaarste in kaart te brengen; en (3) we voeren labexperimenten uit waarin we schaarste nabootsen en de bijbehorende fysiologische reacties meten. In het vervolg van deze bijdrage delen we de eerste empirische bevindingen. Ook blikken we vooruit naar relevante onderzoeks- en beleidsvragen die in dit interdisciplinair onderzoeksproject aan bod zullen komen.
In deze bijdrage wordt op basis van de zogeheten point-in-time tellingen van daken thuisloze personen (in België) ingegaan op de mentale gezondheid en verslavingsproblematiek binnen deze groep. In Nederland gebruikt de Hogeschool Utrecht deze methodiek in de ETHOS-tellingen.
Achtergrond
LUCAS KU Leuven en UC Louvain CIRTES organiseren sinds 2020 tellingen om dak- en thuisloosheid in België in kaart te brengen. In Nederland organiseert de Hogeschool Utrecht tellingen met dezelfde methodiek, in Nederland de zogenaamde ETHOS-telling.
17.000 volwassenen in beeld
Tussen 2020 en 2023 werd in 24 steden en regio’s in Vlaanderen en Wallonië een telling georganiseerd, waarbij gegevens werden verzameld over dak- en thuisloosheid in 227 Belgische gemeenten. In totaal gaat het om 17.018 dak- en thuisloze volwassenen en 6.208 kinderen (zie figuur 1)
De point-in-time-telmethodiek
De point-in-time methode werd in België verder ontwikkeld door het onderzoeksteam van LUCAS KU Leuven en in 2020 voor een eerste keer toegepast in stad Leuven. De methode gaat uit van een eendaagse telling in een gemeente of regio, een zogenoemde point-in-time-meting. Alle organisaties of mensen die in aanraking komen met dak- en thuisloze mensen vullen op de dag van de telling vragenlijsten in over mensen die verblijven in een van de ETHOS Light verblijfplaatsen en die een link hebben met de regio.
Het verloop van een telling
We definiëren dak- en thuisloosheid op basis van ETHOS Light (European Typology of Homelessness and Housing Exclusion), een classificatie die in Europa wordt gezien als de best onderbouwde en meest gezaghebbende manier om dak- en thuisloosheid te meten. Deze typologie onderscheidt zes zeer precaire en instabiele woonsituaties, namelijk:
1 in de openbare ruimte;
2. in de noodopvang;
3. in een tijdelijk opvang voor thuisloze personen;
4. instellingsverlaters;
5. in niet-conventionele woonplekken (zoals auto, kraakpand, vakantiewoning);
6. tijdelijk verblijven bij familie, vrienden of kennissen.
Het onderzoeksteam voegde hier nog een zevende categorie aan toe: ‘verblijf in een woning met dreigende uithuiszetting’.
Geïnspireerd door het format van Current Opinion-tijdschriften bespreken de auteurs in deze bijdrage trends in de wetenschappelijke literatuur en daarnaast recente inzichten uit praktijkgerichte publicaties vanuit kennisinstituten en expertisecentra over financiële problemen bij mensen met psychische aandoeningen in Nederland. Methodologische keuzes in de literatuur en bestaande interventies en hun toepasbaarheid bij mensen met ernstige psychische problemen komen aan bod. De inzichten worden in internationaal perspectief geplaatst.
Sociaaleconomische onzekerheid en mentale gezondheid
Mentale ongezondheid wordt sterk beïnvloed door zowel individuele kwetsbaarheden als bredere maatschappelijke factoren, zoals sociale ongelijkheid en economische achterstand [1].1 Studies tonen aan dat sociaaleconomische onzekerheid, zoals werkloosheid of schulden, een negatief effect heeft op verschillende aspecten van mentale gezondheid [2, 3]. Dit geldt ook voor toenemende sociaaleconomische achterstand op buurtniveau [4, 5] en inkomensongelijkheid binnen een bevolking. Deze ongelijkheden ondermijnen het sociaal kapitaal van mensen, met negatieve gevolgen voor het psychisch welbevinden [6]. Vooral mensen in een kwetsbare positie, zoals inwoners van achterstandswijken en bepaalde etnische minderheden, worden hierdoor getroffen [7, 8]. Financiële stress staat zelden op zichzelf, maar maakt deel uit van een complex samenspel met andere sociale factoren, zoals een beperkt sociaal netwerk, gebrek aan vaardigheden of ervaringen van uitsluiting [8, 9]. Aanhoudende geldproblemen beïnvloeden hoe mensen denken, beslissingen nemen en zich tot anderen verhouden [10]. De ‘psychologie van de schaarste’ maakt dat geldzorgen voortdurend in het hoofd aanwezig zijn, wat ruimte voor andere zaken verdringt [11]. Armoede beperkt bovendien het denkvermogen en verhoogt impulsiviteit, waardoor mensen eerder in een vicieuze cirkel van verkeerde keuzes en verslechtering belanden [12]. Daarnaast gaat het gepaard met meer stress, meer stigma, meer schaamte, minder ervaren controle en minder vertrouwen in mensen en instituties [13].
Op individueel niveau spelen bij (dreigende) armoede factoren zoals het opgroeien in kansarme omstandigheden (intergenerationele armoede), een gebrek aan financiële vaardigheden, de weg kwijtraken in de complexe wet- en regelgeving, verstoorde gezinsrelaties en mentale gezondheidsproblemen een belangrijke rol. Angst, stress en schaamte versterken vaak het sociaal isolement en maken het moeilijker om hulp te zoeken [14]. Daarbij gaat het bij armoede vaak niet alleen om een gebrek aan geld, maar om bredere bestaansonzekerheid, waarbij het behalve over een ontoereikend en voorspelbaar inkomen ook gaat over het ontbreken van een woning en toegang tot onderwijs en zorg [15, 16].
Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) lopen een verhoogd risico op schulden. Zelfstandig omgaan met geld, het begrijpen van toeslagen of reageren op incassobrieven is voor hen vaak te ingewikkeld. Tegelijkertijd verwacht de overheid steeds meer redzaamheid. Deze bijdrage gaat in op wat een LVB is, hoe groot de groep mensen is met een LVB, welke signalen kunnen wijzen op een LVB, het financiële gedrag van deze groep en op wat professionals concreet kunnen doen om mensen met een LVB beter te begeleiden.
Achtergrond: LVB en maatschappelijke kwetsbaarheid
De meest actuele en gangbare defi nitie van LVB beschrijft drie criteria (Landelijk Kenniscentrum LVB, 2024): (1) iemand heeft een meetbare IQ-score tussen de 50- 70 óf een IQ-score tussen de 50-85 met ernstige bijpassende aanpassingsproblematiek; (2) er is sprake van verminderd adaptief functioneren in conceptuele, sociale en praktische zin; en (3) de beperkingen in het functioneren komen tot uiting voor het 22e levensjaar. Mensen met een LVB zijn beperkt in hun vermogen om mee te komen in de maatschappij, zeker wanneer er veel van hun administratieve en sociale vaardigheden gevraagd wordt. Dit vergroot hun kwetsbaarheid voor schuldenproblematiek aanzienlijk (Van Dam et al., 2018b).
Veranderende samenleving vraagt veel van mensen met een LVB
Een extra uitdaging vormt de snel veranderende samenleving. Vanwege digitalisering en decentralisatie moeten mensen steeds meer zelf regelen, vaak via digitale systemen. Denk aan het aanvragen van huur- en zorgtoeslag, het indienen van de belastingaangifte of het beheren van bankzaken. Voor mensen met een LVB zijn dit grote uitdagingen. Zij hebben vaak moeite met lezen en schrijven, en missen de digitale vaardigheden om zelfstandig te navigeren in de digitale wereld. Tegelijkertijd wordt er vanuit beleid en regelgeving een steeds grotere mate van (zelf) redzaamheid verwacht. In de ‘participatiesamenleving’ wordt verwacht dat burgers eerst hun eigen netwerk inschakelen en pas als laatste redmiddel een beroep doen op professionals. Voor mensen met een LVB betekent dit vaak dat zij tussen wal en schip vallen (Van Dam et al., 2018b).
Relatie LVB, armoede en schulden
Naar schatting hebben ongeveer 1,1 miljoen mensen in Nederland een LVB (Landelijk Kenniscentrum LVB, 2024). We weten uit onderzoek dat mensen met een LVB veelal financieel slechter af zijn dan mensen zonder een LVB (Moonen, 2017; Jungmann et al., 2018), maar er is weinig bekend over de omvang van armoede en schulden bij mensen met een LVB, of over het aandeel van mensen met een LVB binnen de groep mensen in schulden en/of armoede. Gelet op de landelijke cijfers van de prevalentie van LVB dan is een gefundeerde aanname dat er bij ongeveer 3 op de 20 cliënten in de schuldhulpverlening sprake is van een LVB (Van Dam et al., 2018b). Wanneer we het extra risico op schulden van deze groep meeneemt, dan is er mogelijk sprake van een oververtegenwoordiging van deze groep in de caseload van bewindvoerders en schuldhulpverleners. De schatting is dat minimaal een kwart van hun cliëntgroep een LVB heeft (Van Dam et al., 2018b).
Hoe beoordelen mensen met een ernstige psychische aandoening zelf hun financiële situatie? Aan het panel Psychisch gezien werd een vragenlijst uitgezet over hun feitelijke en hun ervaren financiële situatie. Deze bijdrage beschrijft de uitkomsten.
Achtergrond
Door de aanhoudende geopolitieke onrust, de hoge energieprijzen en de hoge inflatie is het dagelijks leven voor veel Nederlanders de afgelopen jaren aanzienlijk duurder geworden. Deze druk op de portemonnee blijft zichtbaar in recente cijfers. Uit onderzoek van Deloitte blijkt dat in 2024 ruim een op de vijf Nederlandse huishoudens als financieel ongezond werd beschouwd. Daarnaast is een kwart van de Nederlanders financieel kwetsbaar (Deloitte, 2024).
Eerder onderzoek wijst uit dat met name mensen met psychische klachten geconfronteerd worden met financiële problemen. Onder andere stigma en discriminatie kunnen een goede opleiding en baanzekerheid in de weg zitten en toegang tot diensten en steun vanuit de gemeenschap bemoeilijken (Canadian Mental Health Association, 2007). Daarom is via het panel Psychisch Gezien van het Trimbos-instituut onderzocht hoe de financiële situatie van mensen met langdurige psychische problemen eruitziet. Het onderzoek richtte zich daarnaast op de impact van ervaren financiële problemen op hun dagelijks leven (Zwanenburg et al., 2023).
Opzet van het panel Psychisch Gezien en deze paneluitvraag
Het panel Psychisch Gezien is een landelijk panel van ongeveer 1.500 mensen met langdurige psychische problemen en geeft inzicht in de woon-, zorg- en leefsituatie van mensen met langdurige psychische problematiek. Regelmatig worden vragenlijsten hierover uitgezet. Bij deze uitvraag werd panelleden gevraagd om vragen te beantwoorden over zowel hun feitelijke als ervaren financiële situatie, ontvangen hulp en behoefte aan hulp bij hun financiële situatie, de impact van de financiële situatie op hun leven en over hun (financiële) verwachtingen voor de toekomst. De vragenlijst werd uitgezet tussen december 2022 en maart 2023 onder 1.480 panelleden, waarvan 841 leden (57%) (hierna: respondenten) deelnamen. Aanvullend hebben onderzoekers van het Trimbos-instituut verdiepende interviews gehouden met negen respondenten over hoe zij hun financiële situatie ervaren.
Dit artikel gaat in op de resultaten van twee afzonderlijke studies naar hoe mensen met psychose uit twee grootschalige cohorten hun financiële situatie beoordelen en welke factoren daarbij een rol spelen. In beide studies blijkt dat ongeveer een kwart van de mensen met psychose hun financiële situatie negatief beoordeelt. Dat is veel meer dan onder familieleden of in de algemene bevolking. Het negatieve oordeel lijkt deels samen te hangen met middelengebruik, maar komt verder voor bij een heterogene groep mensen met psychose. Geldzorgen zijn een belangrijke stressfactor. De auteurs pleiten voor meer bewustzijn van dit onderbelichte onderwerp bij professionals die mensen met psychose ondersteunen, zodat ze zo nodig tijdig kunnen doorverwijzen naar passende ondersteuning.
Achtergrond
Financiële capaciteit: een uitdaging
Mensen met een psychotische stoornis hebben vaak te maken met ingrijpende uitdagingen in hun dagelijks leven, zoals op school, op de arbeidsmarkt (Marwaha & Johnson, 2004; Crossley et al., 2022) of in sociale contacten (Velthorst et al., 2017). Een belangrijk, maar minder belicht aspect van het dagelijks leven waarop een psychotische stoornis ook invloed kan hebben, is de financiële situatie. De overgrote meerderheid van mensen met psychose is werkloos en afhankelijk van uitkeringen als belangrijkste inkomstenbron en heeft dus een relatief laag jaarinkomen (Morgan et al., 2017; Hakulinen et al., 2019). Daarnaast hebben mensen met psychose volgens onderzoek vaker moeite met het uitvoeren van alledaagse financiële taken zoals het lezen van bankafschriften of het betalen van rekeningen (financiële prestaties; Klapow et al., 1997; Patterson et al., 1998; Patterson et al., 2001; Evans et al., 2003; Barrett et al., 2009; Shi et al., 2013; Czaja et al., 2017). Dit draagt bij aan een verminderde vaardigheid in financiële zaken (financiële competentie) van mensen met psychose, vergeleken met een gezonde controlegoep (Niekawa et al., 2007). Het begrip financiële competentie omvat financiële kennis en beoordelingsvermogen (Appelbaum et al., 2016).
Tevredenheid over de eigen financiële situatie
Naast de ‘objectieve’ maten van iemands financiële situatie, zoals werkstatus en inkomstenbronnen, is het ook van belang om te kijken naar hoe mensen hun financiële situatie ervaren; hoe zit het met financiële (on)tevredenheid of (on)vervulde financiële behoeftes? Hoe men de eigen financiële situatie beoordeelt, wordt beschouwd als één van de belangrijkste voorspellers van kwaliteit van leven in de algemene bevolking (Ngamaba et al., 2020). Als iemand met psychose de eigen financiële situatie negatief kwalificeert, is het aannemelijk dat dit stressverhogend werkt. Stressoren worden al decennialang erkend als bijdragend aan een verhoogde ziektelast (Bebbington et al., 1993). Hoewel er weinig onderzoek is gedaan naar hoe mensen met psychose hun financiële situatie beoordelen, suggereren enkele studies dat oudere mensen met schizofrenie meer financiële druk ervaren, wat samenhangt met een lagere kwaliteit van leven (Bankole et al., 2007; Cohen et al., 2011). Ook blijkt dat een hogere financiële tevredenheid bij mensen met een eerste episode psychose een positief effect heeft op hun kwaliteit van leven tien jaar later(Gardsjord et al., 2016).
Redactioneel
Jaap van Weeghel
Financiële problemen bij mensen met psychische aandoeningen. Recente methodologische trends en inzichten over effectieve interventies in Nederland
Josephien L. Jansen, Wendy Albers, Jaap van Weeghel
Onvervulde financiële behoeftes bij een heterogene groep mensen met psychose. Het belang van meer bewustzijn bij zorgprofessionals
Josephien L. Jansen, Janneke Koerts
Financiële situatie van mensen met ernstige psychische aandoeningen. Data van het panel Psychisch gezien
Anne van Jaarsveld, Isabelle Janson, Aafje Knispel, Lex Hulsbosch, Hans Kroon
Persoonlijk verhaal: de impact van een studieschuld
Saskia Brandewijn
Financiële redzaamheid en schulden bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Implicaties voor begeleiding
Rosine van Dam
Beeld
Dak- en thuisloosheid. Een leven in de wachtstand
ETHOS-telling België. Een op de drie dak- of thuisloze personen kampt met mentale gezondheidsproblemen
Nana Mertens, Evelien Demaerschalk, Koen Hermans
Een interdisciplinaire benadering van armoede en mentale gezondheid
Lore Van Herreweghe, Celine Samaey, Jan Claeys, Bram Vervliet, Wim Van Lancker
‘Bij bewindvoering in de chronische psychiatrie moeten we niet willen normaliseren’
Alie Weerman
Boeken
Caro Bridts, Rebecca Van den Steen & Lieven De Pril (2024). De Kansendans.
Woede over armoede
Rosalie Metze
Proefschriftenparade
Does FACT have a future? A multiperspective reflection on quality improvement in Flexible Assertive Community Treatment teams as part of networks of care for People with Severe Mental Illness
Koen Westen
‘Op papier was er lange tijd niks mis met me. Mijn VWO afgerond met een mooie cijferlijst, ik heb zelfs een master behaald op de universiteit. Ok, daar deed ik wel eventjes over, die bachelor kostte me zes jaar, maar mijn master ging wel in één keer goed. Niks om me zorgen over te maken, ik heb ervan leren doorzetten, gewoon dat cv in elkaar fl ansen en hoppa, tijd voor de arbeidsmarkt!’
‘Behalve dat ik mentaal instortte, na vier maanden therapie toegaf dat ik suïcidaal was, en dat ik niet wist waar ik moest beginnen. Al snel volgde opname in een kliniek voor persoonlijkheidsstoornissen. En zoals dat gaat met mentale problematiek duurde het wel even voordat ik daar weer uit was. Dus zonder arbeidsverleden, zonder diagnose voor mijn 18e verjaardag, spaargeld netjes ingeteerd, restte mij een enkeltje naar de bijstand.’
Bijstand overleven
‘Pas na de kliniek en bijbehorende nazorg heb ik geleerd hoe dicht je bij de afgrond zeilt wanneer je in de bijstand zit. Je bent niet in staat spaargeld bijeen te schrapen, een onfortuinlijke dubbele rekening is al genoeg om je uit balans te krijgen. Een afbetalingsregeling zie ik tot de dag van vandaag als het begin van het einde. Voor je het weet heb je elke maand minder te besteden, en uiteraard dan gaat er weer wat mis, en zit je nog dieper in de ellende.’
‘Ik zit inmiddels acht jaar in de bijstand, en heb zes jaar daarvan zeker 3 of 4 uur per week angstvallig naar mijn administratie gekeken. Ik hou al mijn uitgaven bij, merk het direct als een van mijn vaste boodschappen duurder is geworden. Het is op het randje van obsessief geworden, met als hoogtepunt de plotselinge verhoging van de bijstand in januari 2023. Opeens kreeg ik bijna €150 per maand extra. En ik kreeg het er doodsbenauwd van.
Aan de ene kant hoefde ik geen maaltijden meer over te slaan. Aan de andere kant was ik Spaans benauwd dat de overheid dat geld ook weer zomaar af kon pakken. Ik was volledig in de overcompensatie geschoten, en op het gebied van geld heeft me dat behoed voor een hoop problemen.’
Does FACT have a future? A multi-perspective reflection on quality improvement in Flexible Assertive Community Treatment teams as part of networks of care for People with Severe Mental Illness. (Heeft FACT een toekomst? Een multi-perspectivische reflectie op kwaliteitsverbetering in Flexibele Assertive Community Treatment teams als onderdeel van zorgnetwerken voor mensen met ernstige psychische aandoeningen.)
Dit proefschrift biedt waardevolle inzichten in het verleden (o.a. een vergelijking met ACT), het heden (o.a. in de dagelijkse werkzaamheden van FACT-teams en de ervaren mate van hoop) en de toekomst (o.a. het oriëntatie en ontwikkelproces naar de FACTs 2017-R in Nederland en daarbuiten) van FACT-implementatie, modelgetrouwheid en de mogelijke rol ervan in toekomstige netwerken voor mentale gezondheidszorg. Als promotores traden op prof. dr. P.A.E.G. Delespaul en prof. dr. J.D. Kroon. Copromotor was dr. P.A.M. Peeters PhD.
Goede zorg voor mensen met ernstige psychische aandoeningen kent geen one size fits all-oplossing. In de Amerikaanse psychiatrie is in de jaren ’60 het Assertive Community Treatment model ontstaan om thuis, op straat en op alle andere plekken mensen met de meest ernstige psychiatrische problemen te ondersteunen. Het doel was om met deze teams de 24-uurs ondersteuning van de kliniek te vervangen door 24/7 ondersteuning vanuit een outreachend werkend team. Deze teams deden en doen dat nog steeds door zeer intensief met een diverse groep professionals te doen wat nodig is voor de mensen met de meest ernstige psychiatrische aandoeningen.
FACT-model vanaf 2003
In Nederland heeft deze aanpak in 2003 navolging gekregen met het Flexible Assertive Community Treatment (FACT-)model. Dit model is aangepast aan de wens om alle mensen met ernstige psychische aandoeningen te ondersteunen in hun herstelproces, niet alleen de doelgroep met de meest ernstige problematiek. FACT-teams bieden zowel crisisinterventies, assertieve behandeling, bewezen effectieve behandeling én herstelondersteunende zorg vanuit één en hetzelfde team van verschillende professionals. Deze teams werken nauw samen met andere partijen en zijn in staat om de zorg binnen het team op te schalen (méér zorgintensivering tot dagelijks contact) en af te schalen. Zo kunnen de professionals meebewegen met het herstelproces van de cliënt en zijn er geen onnodige transities nodig én kunnen opnames of opnamedagen worden voorkomen.
Ontwikkelingen in modeltrouw(meting)
Jarenlang zijn deze FACT-teams getraind en gecontroleerd met een gestandaardiseerde modelgetrouwheidsschaal om ervoor te zorgen dat alle teams even goede zorg leveren. Temas konden zogezegd hun werkwijze afvinken in een checklist met een score tot gevolg. Uit de onderzoeken waarop dit proefschrift rust blijkt dat aan de ene kant teams niet altijd opleveren wat we zouden wensen en aan de andere kant zij niet voldoende zijn aangepast aan de groep cliënten van het team en de omgeving waarin het team werkt. Zo bleken teams slechts 2% van hun tijd te besteden aan naasten. Herstel ondersteunen vraagt een inspanning van vele hulpbronnen en een FACT-team kan dat in het huidige versplinterde zorgstelsel niet alleen. Het afvinken van een gestandaardiseerde checklist draagt dan onvoldoende bij aan een creatieve, netwerkgerichte kwaliteitshouding om deze fragmentatie te verhelpen. Er zijn zowel wijzigingen nodig geweest in het FACT-model (de beschrijving vroeg meer ruimte voor creatieve en alternatieve opties), als in de wijze waarop we het model controleren met modelgetrouwheidsschalen om de kwaliteit te verbeteren, door te sturen op ontwikkeling in plaats van op controle.
Dit nummer belicht een even klassiek als actueel thema in de ggz, namelijk de relatie tussen armoede en psychische problematiek. Grote geldproblemen vergroten de kans op psychische klachten, terwijl mensen met mentale problemen juist ook een verhoogd risico lopen op fi nanciële nood. De ambitie om deze vicieuze cirkel te doorbreken is wellicht de belangrijkste bestaansreden van wat sinds ongeveer een eeuw ‘sociale psychiatrie’ wordt genoemd. Tijdens de jaren dertig in Amsterdam beschikte Arie Querido, grondlegger van de sociale psychiatrie, over een budget om een ambulante patiënt in grote fi nanciële nood incidenteel een geldbedrag te kunnen geven. Dit bood geen duurzame oplossing maar kon op korte termijn wel een uithuiszetting of gedwongen opname voorkomen (Heerma van Voss, 1991).
Nog geen effectstudies, onvervulde behoeften, armoede en uitsluiting
Drie bijdragen in dit nummer doen verslag van onderzoek naar feiten en cijfers. Het overzichtsartikel van Josephien Jansen en coauteurs van recent Nederlands onderzoek bevestigt dat financiële en mentale problemen sterk met elkaar verweven zijn. De meeste studies richten zich op de invloed van financiële omstandigheden op mentale gezondheid. Het verband in de omgekeerde richting blijft onderbelicht, terwijl juist deze wederkerigheid van belang is voor effectieve ondersteuning. Er zijn wel veelbelovende interventies, maar (effect)studies ernaar ontbreken nog. Om de systemische kant van armoede aan te pakken wordt gewerkt aan een beter beleid voor inkomensondersteuning. In een volgende bijdrage stellen Josephien Jansen en Janneke Koerts op basis van twee grootschalige studies vast dat ongeveer één op de vier mensen met psychose hun financiële situatie negatief beoordeelt. Dat is veel meer dan onder familieleden of in de algemene bevolking. Het negatieve oordeel is er vooral bij mensen met middelengebruik (vooral cannabis), maar komt ook voor bij andere mensen met psychose. Financiële zorgen hebben negatieve gevolgen voor hun mentale gezondheid en maatschappelijke participatie. De onderzoekers pleiten voor een meer holistische hulpverlening, waarin zowel mentale als fi nanciële problemen aandacht krijgen.