Activisme en (mede)menselijkheid
Als ik ‘De Kansendans’ in twee woorden moet samenvatten, zeg ik: activistisch en (mede) menselijk. Het activisme zit al in de ondertitel: woede over armoede. Woede is een woord dat we niet snel gebruiken, zeker niet in een ‘professioneel’ vocabulaire. Juist daarom ben ik blij dat het hier wel gebruikt wordt, er spreekt emotie, rechtvaardigheidszin en urgentie uit en in mijn beleving is dat terecht.
Woede over kansongelijkheid
Ook in de inleiding benoemen de auteurs dat ze kwaad zijn; kwaad over het aantal mensen dat, in rijke landen zoals België en Nederland, in armoede leeft. Ze maken gebruik van de metafoor van de stoelendans: steeds wordt een stoel weg gehaald en mag iemand niet meer meedoen. Zo zien ze dat het ook in de maatschappij gaat: ‘Steeds meer burgers mogen niet meer meespelen’.
Kansen zijn slechts weggelegd voor een beperkte groep, de mensen die eerder in hun leven al kansen hebben gekregen. Zij mogen mee blijven doen in de kansendans, de rest staat aan de zijlijn. Ook verderop in het boek komt het activisme terug. De auteurs uiten kritiek op het wij-zij denken, de angst en onrust die onder andere vanuit de politiek worden gecreëerd, de schuld die bij mensen in armoede zelf wordt neergelegd. Ze roepen iedereen op om niet alleen de symptomen aan te pakken, maar te beginnen bij de oorzaken: de systeemfouten die de armoede veroorzaken en in stand houden. Ik voel me als lezer aangesproken en ervaar het als een belangrijke oproep tot actie!
Tegelijkertijd ben ik blij dat ze nog een stap verder gaan. De auteurs bieden ook heldere verklaringen voor waar het nu misgaat, gebaseerd op onderzoek, en concrete handvatten tot verbetering.
Voor mensen door mensen
Het tweede woord dat ik associeer met dit boek is (mede)menselijkheid. In het boek komen drie personen aan het woord: Caro en Rebecca die een verleden van (generatie) armoede delen, en Lieven, een sociaal werker die uit de middenklasse komt. Stukje bij beetje vertellen zij ieder hun verhaal, gekoppeld aan bepaalde levensfasen of thema’s die spelen in het leven. Denk aan het gezinsleven, werk en inkomen, eten, vrije tijd, en onderwijs, maar ook eigenwaarde, vertrouwen,
schuld en onschuld.
Al snel werd ik als lezer met mijn neus op de feiten gedrukt: de ervaringen van Lieven aan de ene kant, en Caro en Rebecca aan de andere, zijn op geen enkele manier met elkaar te vergelijken. Het verschil is schrijnend en inderdaad boos makend. Juist door het lezen van deze menselijke verhalen en ervaringen, werd ik me bewust van de impact van deze ervaringen en de doorwerking die ze hebben in de rest van iemands leven. Ik realiseerde me dat, als je niet de tijd neemt om het hele verhaal te horen en iemand echt te zien, je zo veel niet weet en kan begrijpen en je het risico loopt om zoveel verkeerde aannames te doen. En dat is precies wat, ook volgens Rebecca, Caro en Lieven, gebeurt in de hulpverlening en de samenleving. Naast een oproep tot actie is het boek dus ook een oproep om eens écht te gaan kijken en luisteren naar mensen in armoede, naar wat ze hebben meegemaakt en hoe dat hun huidige gevoelens, mogelijkheden en interactiepatronen nog altijd beïnvloedt.
Het is een oproep tot medemenselijkheid, verontwaardiging, moed en actie. En wat mij betreft moeten alle managers, bestuurders, beleidsmakers en andere professionals binnen en buiten het sociaal domein dit boek lezen en zich aangesproken voelen.