Psychische gezondheid, bewegen en sport

Psychische gezondheid, bewegen en sport

Gratis

Omschrijving

Psychische gezondheid is, naast het lichamelijk en sociaal welzijn, onmisbaar om gezond te zijn en blijven (WHO, 2018). Psychische gezondheid is een subjectief begrip en daarom is er geen eenduidige definitie. Psychisch gezonde personen voelen zich in het algemeen goed, zijn in staat om te genieten van het leven, denken positief, kunnen omgaan met tegenslagen en zijn tevreden met hun sociale relaties. Psychische ongezondheid kan zich uiten in allerlei klachten, zoals zich teneergeslagen voelen, stress ervaren, zenuwachtig zijn of angst hebben. Daarnaast kan er sprake zijn van psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid of buikpijn. De ernst van psychische klachten kan variëren van (af en toe) milde klachten tot een gediagnosticeerde psychische stoornis (Volksgezondheidenzorg.info, 2020). Een voorbeeld hiervan zijn depressieve klachten, waarbij een persoon zich somber voelt en weinig intersse heeft in de mensen en dingen om zich heen. Wanneer dit langer dan twee weken aanhoudt, is sprake van een depressie (Stuij et al., 2017). Bron: CBS Statline, 2020. Bewerking: Mulier Instituut.

Psychische ongezondheid in Nederland
12 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder voelde zich psychisch ongezond in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek en 9 procent had een depressie (gehad) in het afgelopen jaar (2018). Psychische ongezondheid en depressie komen vaker voor bij vrouwen, volwassenen, mensen met een niet-westerse migratieachtergond en mensen met een lager onderwijsniveau (zie figuur 1).

Psychische ongezondheid en sport en bewegen
Iets meer dan de helft van de Nederlanders van 12 jaar en ouder sport wekelijks. Hetzelfde geldt voor mensen die zich psychisch gezond voelen en geen depressie hebben gehad. De wekelijkse sportdeelname is beduidend lager onder Nederlanders die zich psychisch ongezond voelen of een depressie hebben gehad (34-42%; zie figuur 2) Sociodemografische kenmerken hebben geen (additionele) invloed op de wekelijkse sportdeelname binnen de verschillende groepen (niet in figuur). Wanneer recreatief bewegen wordt meegenomen, zoals wekelijks fietsen en wandelen, zijn de verschillen tussen groepen veel kleiner (zie ook figuur 2).