Longitudinale Effectmonitor JeugdzorgPlus

Longitudinale Effectmonitor JeugdzorgPlus

Gratis

Omschrijving

Kleine groepen bij grote problemen: kleinschalige voorzieningen als alternatief voor gesloten jeugdhulp

 

Van 2015 tot 2018 is het aantal kinderen in Nederland dat - door problemen in het gezin en/of bij de jongere zelf - niet thuis kan wonen met 14% toegenomen, vanaf 2018 is er daarentegen weer een daling te constateren (zie Figuur 1; CBS, 2019). De gesloten plaatsingen lijken over de jaren heen redelijk stabiel (zie Figuur 1). Residentiële hulp, zeker gesloten jeugdhulp, is een ‘laatste redmiddel’ voor jongeren met de meest ernstige en complexe problematiek, en wordt ingezet als alle andere vormen van hulp niet blijken te helpen (Dresen et al., 2017; LelouxOpmeer et al., 2016). Het doel van de gesloten jeugdhulp is om jongeren te beschermen tegen zichzelf dan wel hun omgeving, en onttrekking aan zorg te voorkomen. Zo laten jongeren in gesloten residentiële jeugdhulp risicovol gedrag zien, waaronder suïcidaal en zelfbeschadigend gedrag, seksueel grensoverschrijdend gedrag, agressief gedrag en delinquentie (Dresen et al., 2017; Lyons et al., 2015). Vaak is er sprake van onderliggend trauma en/of hechtingsproblematiek (Dresen et al., 2017). Daarnaast zijn er veelal gezinsproblemen, zoals problemen in het contact tussen jongere en ouders of onmacht bij de ouder(s) om goed om te gaan met de jongere (Dresen et al., 2017; Harder et al., 2017; Simons et al, 2018; Vermaes et al., 2014).

In de afgelopen twee decennia wordt residentiële zorg gezien als een hulpvorm die zoveel mogelijk vermeden moet worden (Whittaker et al., 2015). Dit heeft te maken met onder meer zorgen over de hechting en zorgen over onveiligheid, waaronder angst voor seksueel misbruik, de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en de mogelijke negatieve invloed van jongeren 4 op elkaar (Harder, 2018). Residentiële hulp wordt daarom bij voorkeur kortdurend ingezet, waarbij een jongere zo snel mogelijk naar lichtere, perspectief biedende - en liefst gezinsgerichte - vormen van zorg wordt overgeplaatst, met als nadelig gevolg de confrontatie met overplaatsingen, breuken met onderwijs, wisselingen in hulpverleners en zodoende minder mogelijkheden tot het opbouwen van goede werkrelaties met hulpverleners (Harder, 2018; Thoburn, 2016; Whittaker et al., 2015;). Er is daarnaast recentelijk een toenemende aandacht in de media, politiek en onderzoek voor repressie door hulpverleners in JeugdzorgPlusinstellingen, waaronder het afzonderen van jongeren in isoleercellen (De Valk, 2019; Ministerie van VWS, 2018).

In het recente actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare kinderen’ (BGZJ, 2019) wordt dan ook gesteld dat de hulp aan deze kinderen beter kan en moet. Zo staat in het actieplan: ‘… we weten inmiddels dat een gesloten plaatsing zo wordt vormgegeven dat het traumatiserend kan zijn, dat jongeren met te veel andere kwetsbare jongeren in de groep zitten, dat hun autonomie soms meer dan noodzakelijk wordt beperkt, dat er soms geen of te weinig behandeling plaatsvindt en dat hun schoolloopbaan niet altijd voldoende wordt gestimuleerd waardoor jongeren onderwijsachter-standen oplopen’ (BGZJ, 2019, p. 4).

Ook overbelasting bij medewerkers, onder andere door snelle personeelswisselingen, de complexiteit en diversiteit aan problematiek van de jongeren, een hoge werk- en regeldruk en het tekort aan ervaren professionals, worden genoemd als knelpunten in JeugdzorgPlus-instellingen.

Eén van de acties die in het actieplan worden genoemd, is de ombouw van JeugdzorgPlus-instellingen naar kleinschalige voorzieningen (BGZJ, 2019), waarin meer ruimte is voor een individuele, integrale, specialistische aanpak die berust op maatwerk, met veel aandacht, contact en zorg voor de jongeren. Het idee achter kleinschalige voorzieningen als alternatief voor JeugdzorgPlus1 is dat heterogene en complexe problematiek om maatwerk vraagt en niet kan worden uitgegaan van een ‘one size fits all’-benadering (Connor et al., 2004). Overigens geldt dit voor de brede doelgroep in de residentiële jeugdhulp, maar ligt de focus in dit onderzoek op de JeugdzorgPlus vanwege de hogere urgentie gezien de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en de behoefte tot het afbouwen van het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp.

Een kleinschalige groep zou meer mogelijkheden bieden voor een veilig leefklimaat, individuele aandacht, rust en continuïteit, en daardoor meer mogelijkheid bieden om nieuwe hechtingsrelaties aan te gaan en 5 de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen te verminderen (Dekker et al., 2016). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG; 2018) benadrukt daarnaast dat een kleinschalige voorziening door rust en continuïteit meer kans biedt aan jongeren op een schoolloopbaan en meer mogelijkheden voor relatieherstel met ouders en het netwerk. Verder is er bij kleine groepen minder noodzaak om uniforme regels te hanteren, waardoor het risico op repressie kleiner is en de kans op positieve uitkomsten, zoals een positiever leefklimaat, groter (De Valk, 2019; Harder & Knorth, 2007; Harder, 2018; Lipsey, 2009). Andersom is ook te verwachten dat een beter leefklimaat positief van invloed is op de ervaren werkdruk, stress en tevredenheid van professionals die met de jongeren werken.