In deze derde uitgave van de reeks Passage Cahiers wordt de Individuele Rehabilitatie Benadering besproken.
Deze benadering is een van oorsprong Amerikaanse methodiek die inmiddels ook in ons land op steeds grotere schaal wordt toegepast. In elke publicatie worden telkens twee instituten genoemd die de verdienstelijke verantwoordelijkheid daarvoor dragen: het Center for Psychiatric Rehabilitation van de Boston University en de Stichting Rehabilitatie '92 te Rotterdam. Deze eerste Nederlandse boekpublicatie over de IRB heeft een vooral inleidend karakter.
In binnen- en buitenland zijn er praktijken die zich presenteren als een project voor rehabilitatie, omdat ze experimenteel van opzet zijn, zorgvernieuwend zijn en de bejegening van de cliënt centraal stellen of omdat wordt verondersteld, dat elke ‘gestalte van zorg’ voor chronici momenteel nu eenmaal ‘rehabilitatie’ heet: de terugkeer en de emancipatie van de cliënt-burger zijn immers hét paradigma geworden van eigentijdse zorg. (Het is vaak ook geboden - bijvoorbeeld om subsidie te verkrijgen - het juiste jargon te gebruiken, de ‘taal van de tijd’.) Maar of alles nu begrepen dient te worden als de uitdrukking van wat rehabilitatie is, dat is in deze inleiding de centrale vraag.
Het pad van uitstoting naar mededogen naar recht en waardigheid
Met de gedachte of missie (de terugkeer en de emancipatie) is en kan ook niets mis zijn. Niemand zal dergelijke intenties en inspanningen willen doorstrepen of diskwalificeren, want het behoort tot de Westerse cultuurgeschiedenis om processen van uitstoting, afzondering en internering niet meer te accepteren, maar juist te vermijden en/of tegen te gaan, te keren naar integratie en naar ‘zo normaal mogelijk’. In deze zin is er letterlijk sprake van eerherstel: de erkenning namelijk, dat mensen ondanks hun ziek-zijn, hun lichamelijke handicap, hun stoornis of verstandelijke beperking niet ophouden volledig mens te zijn. Iemand kan wel een ziekte, stoornis of beperking hebben, maar dat rechtvaardigt niet een ontkenning van zijn of haar bestaansgronden, welke veel méér zijn dan de ziekte, de stoornis of de beperking waarmee iemand tijdelijk of levenslang heeft te leren leven. Het legitimeert niet een uitgeschakeld zijn, een niet meer meetellen of een veroordeling tot afhankelijkheid en passiviteit, alsof het (ook) om mensen gaat voor wie gevreesd moet worden en die daarom als het ware onschadelijk dienen te worden gemaakt. Er is met andere woorden een menselijk inzicht ontstaan en aanvaard, dat een ziekte, stoornis of beperking wel zorg, behandeling en begeleiding vereist, maar nimmer zonder oog en concrete aandacht voor activering, voor de individuele behoeften, wensen, mogelijkheden en sociale banden.
‘Ziekte’ is maar een fragment. Dat is in de grond het eerherstel: iemand is niet alleen maar ziek of gehandicapt, maar hij of zij hoort ook nog ergens thuis, waar hij vandaan komt, waar hij van betekenis is en waaruit hij niet (of zo kort mogelijk) wil weggehaald worden.
Dit inzicht betekent tegelijkertijd een maatschappelijk taboe op uitstoting en een nadrukkelijk op de voorgrond plaatsen van de individuele waardigheid, - en daarmee een hernieuwde (verloren gewaande) erkenning van individuele (burger)rechten.